Terugblikje Geheugenkoor Alkmaar

4 november 2016

 

“Er hoort eigenlijk nog een dansje bij”, zegt Mieke. We hebben net La Cucaracha gezongen. Een Spaanstalig liedje dat vooral populair is in Mexico. La Cucaracha betekent De Kakkerlak. De oorsprong van het lied is onbekend. Sommigen zeggen dat het lied verwijst naar de auto van de Mexicaanse revolutionair Pancho Villa, die regelmatig kuren had. Anderen zeggen dat het verwijst naar het verjagen van de Moren uit Spanje in 1492. En zo zijn er nog meer versies. Er bestaat ook geen vaste tekst van het lied. Meestal wordt er ter plekke een tekst geïmproviseerd.

Maar er hoort dus nog een dansje bij. Die zoeken we op en leren we een volgende keer. Misschien verzinnen we dan ook een eigen ‘geheugenkoortekst’.

 

Aan de andere kant is er ook zomaar iets extra’s. Als we het afscheidslied gezongen hebben, loopt Alida naar de muzikanten. Zij neemt de gitaar van Loek over en begint spontaan te spelen en te zingen. Een Engelstalig liedje dat zij vroeger met anderen in de tuin van Ghetsemane, aan de voet van de Olijfberg bij Jeruzalem (Israël) gezongen heeft. Een goede herinnering voor Alida en een kennismaking voor ons.

 

Goede herinneringen zitten ook besloten in het sololied van Ton. Hij zingt Het Dorp van Wim Sonneveld. En dat het lied bij velen geliefd is, blijkt wel uit het feit dat Het Dorp wederom op de eerste plaats staat van de Evergreen Top 1000 die volgende week op NPO Radio 5 wordt uitgezonden.

 

Nog meer herinneringen. Deze week was het Allerzielen, een gedenkdag uit de westerse rooms-katholieke traditie. Ria B zegt in haar inleiding op het gedicht Scheppingsdagen van J.C. van Schagen, juist in deze dagen te denken aan dierbaren uit haar leven. Het gedicht verwoordt haar gedachten.

 

Scheppingsdagen

 

Op zondag gaf ze me een zoen

Op maandag wou ze ’t weer wel doen

Op dinsdag schreef ze een lange brief

Op woensdag had ze me zeer lief

Op donderdag kreeg ik mijn geld

Dat was in één moment geteld

Op vrijdag had ze het zo koud

We zijn toen maar meteen getrouwd

Op zaterdag sliep ze aan mijn zij

Het was een schone nacht in mei

Ik heb haar toen wel  zeer bemind

Op zondag hadden we een kind

Sinds is de wereld zo compleet

Dat ik heus verder niets meer weet

 

En met het liedje Weet je nog wel die avond in de regen, zingen we vrolijk over hoe een liefde ook in de regen zomaar kan opbloeien:

Weet je nog wel
Die avond in de regen
Hoe we beiden zwegen
Heel verliefd en heel verlegen
Samen onder moeders paraplu
Onder moeders paraplu

 

Herinneringen … de herinnering aan deze zangmiddag is goed!

 

Groet,

Marja Ruts

 

Het dorp

Thuis heb ik nog een ansichtkaart
waarop een kerk een kar met paard
een slagerij J. van der Ven.
Een kroeg, een juffrouw op de fiets
het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets,
maar 't is waar ik geboren ben.
Dit dorp, ik weet nog hoe het was,
de boerenkind'ren in de klas,
een kar die ratelt op de keien,
het raadhuis met een pomp ervoor,
een zandweg tussen koren door,
het vee, de boerderijen.

Refrein:

En langs het tuinpad van m'n vader
zag ik de hoge bomen staan.
Ik was een kind en wist niet beter,
dan dat nooit voorbij zou gaan.

Wat leefden ze eenvoudig toen
in simp'le huizen tussen groen
met boerenbloemen en een heg.
Maar blijkbaar leefden ze verkeerd,
het dorp is gemoderniseerd
en nu zijn ze op de goeie weg.
Want ziet, hoe rijk het leven is,
ze zien de televisiequiz
en wonen in betonnen dozen,
met flink veel glas, dan kun je zien
hoe of het bankstel staat bij Mien
en d'r dressoir met plastic rozen.

Refrein:

En langs het tuinpad van m'n vader
zag ik de hoge bomen staan.
Ik was een kind en wist niet beter,
dan dat nooit voorbij zou gaan.

De dorpsjeugd klit wat bij elkaar
in minirok en beatle-haar
en joelt wat mee met beat-muziek.
Ik weet wel, het is hun goeie recht,
de nieuwe tijd, net wat u zegt,
maar het maakt me wat melancholiek.
Ik heb hun vaders nog gekend
ze kochten zoethout voor een cent
ik zag hun moeders touwtjespringen.
Dat dorp van toen, het is voorbij,
dit is al wat er bleef voor mij:
een ansicht en herinneringen.

Toen ik langs het tuinpad van m'n vader
de hoge bomen nog zag staan.
Ik was een kind, hoe kon ik weten
dat dat voorgoed voorbij zou gaan.

 

Nederlandse tekst is in 1965 geschreven door Friso Wiegersma (onder pseudoniem Hugo Verhage). Het arrangement is van Bert Paige.